Na een weekje fietsen aan de Atlantische kust ter hoogte van de monding van de Gironde in Frankrijk trekken we Spanje binnen. We rijden richting San Sebastian en Burgos. In het dorpje Torquemada zijn er 3 camperplaatsen gelegen naast de kapel waarop een ooievaarsnest uitkijkt. Er is ook een grote Romeinse boogbrug over de rivier. Torquemada is genoemd naar de gevreesde Spaanse inquisiteur. In dit ingeslapen stadje valt niet veel te beleven. Er zijn enkele cafés en we vinden een eenvoudig restaurantje waar we heel goedkoop eten.

Door een probleempje met de koelvloeistof rijden we, na contact met Ford Assistance, naar het nabij gelegen stadje Palencia. Na het bijvullen van koelvloeistof en het aanschaffen van een reservefles parkeren we op de ruime camperplaats in het centrum. Het is een parking op kiezel met wel alle voorzieningen: gratis stroom en Wifi, water en lozing. Een kwartiertje stappen naar het centrum. Er is een indrukwekkende kathedraal in volle restauratie. We zien er een prachtig schilderij van El Greco.
We vervolgen onze reis en houden 3 dagen halt in Salamanca. We verblijven op camping Don Quijote op een half uurtje fietsen van het centrum. Salamanca is een levendige universiteitsstad met tal van imposante gebouwen. Je vindt er 2 kathedralen in één en hetzelfde gebouw. Het is een combinatie van de oude kathedraal (Catedral Vieja) van de stad en de nieuwe (Catedral Nueva). De oude werd in de 14de eeuw voltooid, en de nieuwe in 1733. Vanwege de lange tijd tussen de constructie van beide gebouwen, zijn ze ontworpen in verschillende stijlen. De oudere heeft een Romaanse architectuur, terwijl de nieuwere barok is. Gotische elementen vind je op beide gebouwen. Een merkwaardig gebouw is het Casa de la Conchas. Het werd gebouwd door Rodrigo Maldonado de Talavera, een ridder in de Orde van Santiago de Compostella (schelpen symbool) en toenmalige rector van de Universiteit van Salamanca. Ruim 300 schelpen versieren de wanden. De architectuur is voornamelijk gotisch, met elementen uit de Renaissance en mudejarstijl. De mudejarstijl komt uitsluitend voor in Spanje en is een mengeling van moslim- en christelijke kunstvormen.

We rijden verder naar Portugal. We doen nog een stop in Plasencia dat in het noordwesten van de regio Extremadura ligt. Deze monumentale stad is door koning Koning Alfons VIII gesticht in 1189 onder de naam "Ut Deo Placet" (Moge het God behagen). De stad ligt op een ronde bergtop, waar de rivier de Jerte in een diepe kloof omheen loopt. De dikke stadsmuur is gebouwd met 68 torens en 6 poorten en nog intact.
Onze laatste stop in Spanje is Cacéres, een intacte historische stad nog niet overrompeld door toeristen. Vanaf het grote stadsplein kom je in de oude ommuurde binnenstad, een labyrint aan smalle straatjes met idyllische pleintjes, paleizen, kerken en kloosters. O.a. de Santa Maria kerk en het Moorse Veleta paleis. De meeste paleizen, kerken en kloosters dateren uit de twaalfde tot de zestiende eeuw, toen de stad na de verovering van de Christenen op de Moren als politiek- en handelscentrum tot bloei kwam. Er zijn nog sporen uit de Moorse en zelfs Romeinse tijd terug te vinden. En je vindt er ook nog de judería, de oude Joodse wijk.
Net over de Portugese grens verbleven we een aantal dagen in het witte stadje Marvao, waar ook een psychiatrisch ziekenhuis is ondergebracht in een oud klooster. We verblijven op het camper service punt, wat een goeie uitvalsbasis is voor het bezoeken van de stadjes Castello de Vide en Portalegre.
Na een korte ontbijtstop in Estremoz, gekend om zijn marmergroeves, rijden we verder naar Villa Vicosa. Het imposante hertogelijk paleis is de trekpleister. We komen aan in Evora, een bisschoppelijke universiteitsstad, goed bewaard en op de Unesco werelderfgoedlijst. We zien er de restanten van de Romeinse tempel opgedragen aan Diana. In de Sint-Franciscuskerk vind je een ietwat lugubere kapel, de 'Casa dos Ossos'. De ruimte is volledig gebouwd met de botresten van zo een 5000 overledenen aan de pest. Aan de ingang vind je een nogal cynisch opschrift in vertaling: 'wij de verzamelde gebeenten wachten hier op de uwe'! De camperplaats ligt op een 20-tal minuten stappen van het centrum.
Tijd om de Atlantische oceaan op te zoeken. Dat doen we in Villa Nova de Milfontes. Een pittoresk stadje aan de monding van de Rio Mira, waar een gemoedelijk sfeer hangt.
Het plaatsje ligt midden in het natuurpark Parque Natural do Sudoeste Alentejano e Costa Vicentina. Er is geen camperplaats en de dorpscamping lijkt ons niet zo leuk: kleine plaatsjes voor de camper. We rijden iets noordelijker naar het Orbitur camping park. Hier zijn er ruime schaduwrijke plaatsen en je kan er vanuit de camping naar het strand van Malhao stappen, weliswaar via een steile neergaande grindweg. Overnachten met de camper aan het strand is niet toegestaan en er wordt streng op toe gezien. Met de fiets rijden we naar het stadje. Toch een flinke afstand en gevaarlijk langs de hoofdweg waar heel snel gereden wordt.

We volgen verder zuidwaarts de Atlantische kust. Via Zambujeira do Mar rijden we naar Carvalhal. We vinden er niet een geschikte plek om met de camper te overnachten. Ook in Odeceixe vinden we niets aan het strand. Dat doen we wel in Carapateira. Aan de monding van de gelijknamige rivier is er een ruime parking. Eens de dagjestoeristen vertrokken zijn blijven er een 10-tal camperaars overnachten. Je kan er ook een mooie wandeling langs de kliffen maken.

We verlaten de Atlantische kust en rijden we langs een nieuw aangelegde weg landinwaarts naar Caldas de Monchique. Onderweg zien we de ravage die de bosbranden in 2018 hier aanrichtten. De mooi gelegen camperplaats ligt op een hoog gelegen plateau met mooi uitzicht. Een Franse mevrouw beheert de camperplaats. We betaalden €12,50 stroom inbegrepen. Er is net sanitair en een klein zwembadje. De volgende dag wandelen we tussen de zwartgeblakerde heuvels naar Caldas de Monchique. Het is een klein kuuroord met een spahotel. Er is ook een bottelarij voor het bronwater dat er ontspringt.

’s Anderendaags gaat het noordwaarts. Na een stop aan het stuwmeer van Santa Clara rijden we naar Tomar, een stadje dat op dezelfde hoogte ligt als Fatima maar meer landinwaarts. Een enorme burcht en klooster domineren er de stad. Hier was het hoofdkwartier van de Portugese tak van de Tempeliers in ondergebracht. Na de verdrijving en de ontbinding door Paus Clemens V liet zijn opvolger Johannes XXII de Iberische vorsten toe om nieuwe ordes op te richten. De tempeliers werden zo dan de 'Orde der Christusridders'. Later kreeg het religieuze de boventoon en werd het een zuivere monniksorde.

We waren in Tomar net voor het 4-jaarlijkse 'Festa dos Tabuleiros' een traditie die stamt uit de 14de eeuw. Hoogtepunt is de processie op zondag waaraan 400 jonge mannen en 400 meisjes deelnemen. De meisje dragen op het hoofd een 'tabuleiro'. Dat is een mand met broodjes en bloemen in torenvorm. Deze tabuleiro is meestal zo lang als het meisje zelf. Onderweg zagen we dit jonge meisje oefenen. We sliepen op deze plek.

Hogerop kwamen we in de Serra de Estrella, de hoogste bergrug van Portugal. We komen ongewild terecht op de A23 die je enkel kan betalen via een prepaidkaart of een toestelletje in de wagen zoals de télépéage in Frankrijk. Later log ik in op de website van Via Verde. Ik krijg het de verschuldigde tol te zien en probeer dit elektronisch te betalen. Na ook thuis verschillende keren geprobeerd te hebben laat ik het maar zitten We overnachten op de camping Do Piäo bij Covilhä. Eenietwat rommelige camping met vooral vaste staanplaatsen.
De volgende dag nemen we een spectaculaire route door de Serra de Estrella. Het gaat tot op een hoogte van 1500 meter. We houden halt in Gouveia. De nieuwe camperplek is nog niet aangegeven. We vragen het aan een politieagente. Ze rijdt met haar collega voor tot aan de camperparking. Tof, obrigado! Gouveia is een charmant stadje. We kopen kaas en rauwe ham uit de streek in een klein winkeltje waar de mevrouw met schort ons eerst uitgebreid laat proeven. We middagmalen in het kleine restaurantje ‘O Flor’. Een 6-tal kilometer van Gouveia ligt camping ‘Quinta de Cigonhas’ uitgebouwd door een Nederlands echtpaar.
‘s Anderendaags maken we een fikse wandeling. Eerst door het dal en dan klimmen. Door de recente bosbranden zijn een aantal markeringen verdwenen en is het moeilijk om de weg aan te houden. Uiteindelijk komen we afgepeigerd aan in het dorpje Folgosinho. In het plaatselijke café wordt pizza geserveerd. Zowel de oudjes van het rechtover gelegen rusthuis, het verzorgend personeel en de brandweermannen van de naast gelegen kazerne komen er hun koffie drinken. Een gezellige drukte! Daarna is het nog even klefferen langs een steil aflopende brandweg tot aan de camping. Tijdens deze wandelingen zien we hoe alles geteisterd is door bosbranden.
’s Anderendaags een kleine wandeling tot in Melo. Bij de bakker ‘El Pagrounha’ kopen we brood en drinken we een koffie. We betalen met een groot biljet waarop de bakkersvrouw niet kan teruggeven. We spreken af dat we er ’s avonds een pizza gaan eten uit de broodoven van de bakker. Dat doen we dan ook en het is lekker en voor ons beiden met de drankjes bij betalen we €5,50!

Onze laatste overnachtingsplaats is Miranda do Douro, het laatste stadje net voor de Spaanse grens. Het is snikheet. De camperplaatsen liggen aan de omwalling van de stad.
Langs nieuw aangelegde tolvrije wegen (Autovia) rijden we via Zamora en Palencia richting Pamplona. We zijn in Spaans Baskenland. We vinden een nieuw aangelegde camping in Arbizu. Er zijn vooral huisjes en vaste staanplaatsen. De camperplaatsen zijn ruim en open.
De volgende dag rijden we via Pamplona richting Frankrijk via Roncevalles. Een klein gehucht dat een bedevaartsplaats is op de weg naar Santiago. Van hieruit is het nog 700 km stappen naar Santiago (oef!). De weg daalt flink af naar Saint-Jean-Pied-de-Port. Het vertrekpunt bij uitstek voor de stappers naar Santiago. Het is een druk stadje met twee middeleeuwse poorten die de toegang beveiligden. De camping is druk en oogt aftands. We vinden iets verderop een camping communale in Saint-Etienne-de-Baïgorry. Ruime plaatsen en rustig gelegen. De camping ligt net naast de wijncoöperatie ‘La Cave d’Iroulegy’. De wijnstreek Irouleguy is de enige in Frans Baskenland met een AOC (appellation d’origine contrôlée). Een mooie degustatieruimte met veel uitleg over de teelt.
Op onze terugweg overnachten we nog op enkele camperplekken. Eentje is alvast de moeite in het dorpje Château-Larcher. De camping werd er omgevormd tot camperplaats. Via het nabijgelegen voetbalveld kan je naar het middeleeuwse plaatsje stappen. ’s Avonds komt een oudere dame ontvangen: €5,50 euro water en elektriciteit incl.

- Johan Demets